De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Het Vlaamse secundair onderwijs staat voor een aantal hervormingen. Een daarvan is dat de mogelijkheid voor leerlingen uit het bso om na een zevende specialisatiejaar door te stromen naar het hoger onderwijs, wordt ingeperkt. Dat betekent dat leerlingen die kiezen voor de specialisatierichting Landbouwmechanisatie binnenkort niet meer kunnen doorstromen naar een professionele of academische bachelor.
Er wordt gevreesd dat het aantal leerlingen die zullen kiezen voor deze richting, zal dalen. De doorstroommogelijkheid van de richting Landbouwmechanisatie was voor veel leerlingen wel een motivatie om de richting te volgen. Ook vanuit de Belgische Federatie van de Uitrusting voor de Landbouw, de Tuinbouw, de Veeteelt en de Tuin (Fedagrim) komt het signaal dat zij het nuttig vinden dat er een vervolgopleiding wordt gevolgd, omdat zij vrezen dat anders die studenten de nodige competenties missen om in de steeds technischer wordende sector aan de slag te kunnen gaan.
Dat de sector steeds technischer en complexer wordt, staat buiten kijf. We zetten daar als beleid sterk op in met innovatie, mechanisatie, geavanceerde machines, elektronica en software. Wat er verwacht wordt van iemand die met zo’n machine aan de slag moet, is steeds uitdagender. Door de doorstroommogelijkheid naar het hoger onderwijs weg te nemen, verliezen we misschien het potentieel van deze leerlingen om die technische kennis en vaardigheden op een hoger niveau te ontwikkelen. Dat zal op termijn ook een verlies voor de sector betekenen.
Minister, ik heb daarom de volgende vragen aan u als minister van Landbouw. Ik zal ook uw collega van Onderwijs daarover bevragen.
Deelt u de bezorgdheid dat deze hervorming mogelijk tot een verminderde interesse in de specialisatie Landbouwmechanisatie zal leiden? Zo ja, welke maatregelen kunnen worden overwogen om deze richting aantrekkelijk te houden voor jongeren?
Als er minder doorstroom is, hoe kunnen we dan toch garanderen dat er voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten voor onze sector ter beschikking blijven? Ik denk dat het een uitdaging is die in veel sectoren pertinent is, maar zeker in de landbouwsector. Welke maatregelen kunt u als minister van Landbouw daarrond nemen?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Collega, ik ga zeker niet in de plaats treden van de minister van Onderwijs. Het is goed dat u die vraag ook aan haar zult stellen.
Vooreerst onderschrijf ik volledig dat de landbouwsector steeds technischer wordt. Ik denk dat dat duidelijk en ook nodig is, en een onderdeel is van de verduurzaming, ook gelet op de technische mogelijkheden die ons dat biedt. Het behelst ook steeds meer disciplines.
Precisielandbouw vindt dan ook meer en meer ingang in de sector, gelukkig maar. In 2018 bleek uit een enquête afgenomen via het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) dat 57 procent van de Vlaamse land- en tuinbouwers zelf of de loonwerker een precisielandbouwtechniek toepast. Dat is een mooi aantal.
Ik stimuleer dit ook via de ecoregelingen rond precisielandbouw en de 30 procent VLIF-steun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds), verhoogd met 10 procent voor jonge landbouwers of samenwerkingsverbanden zoals machineringen, u welbekend. Met precisielandbouw zijn heel wat winsten te boeken op het vlak van milieu en klimaat en kan er worden bespaard op input, wat bijgevolg ook financieel een verbetering oplevert voor de landbouwer. Dat vandaag heel wat jongeren geïnteresseerd zijn om Landbouwmechanisatie te studeren en zo bij te dragen aan al die technische innovaties, kunnen we dus alleen maar toejuichen.
Er is zeker nood aan goed opgeleide landbouwers en werknemers op een landbouwbedrijf en in de toeleverende bedrijven. Ook dat wordt volledig onderschreven. Ik heb echter geen informatie ter beschikking om te kunnen inschatten dat de hervorming van het zevende specialisatiejaar tot minder interesse zal leiden.
Vandaag reeds gebeurt de instroom van goed opgeleide profielen in de brede landbouwsector via verschillende paden. Zowel via het secundair en hoger onderwijs als via naschoolse vorming wordt namelijk ingezet op het kwalitatief afleveren van sterke profielen voor de brede landbouwsector.
Via het landbouwbeleid wordt er via naschoolse vorming ingezet op de ondersteuning van kwalitatieve opleidingen, met inbegrip van kennis van landbouwmechanisatie en precisielandbouw. Via de subsidiemaatregel van de vormingsplannen kunnen geregistreerde landbouwvormingscentra financieel worden ondersteund, zowel voor de organisatie- als voor de lesgeversvergoedingen, om technische naschoolse opleidingen aan te bieden aan landbouwers en hun werknemers, aan loonwerkers en hun werknemers en aan adviseurs.
Ook kunnen actieve landbouwers zich via de kennisportefeuille bijscholen in de landbouwmechanisatie.
Opleidingen in het secundair onderwijs en het hoger onderwijs behoren echter niet tot mijn bevoegdheid. Dat heb ik al gezegd, en u hebt er zelf ook al naar verwezen. Daar zult u collega Demir verder over kunnen ondervragen.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Minister, dank u voor uw antwoord. Het is zeker zo dat er niet alleen via het bso instroom is in de sector. Er zijn heel wat wegen om actief te worden in de landbouwsector. Ik denk dat de sterkere profielen wellicht niet via het bso-traject tot daar komen. Wat ik begrijp van onder andere Fedagrim, is dat de mensen die toch voor dat bso-traject kiezen, op de zes jaar die ze nu zullen hebben, onvoldoende competenties verwerven om met de juiste kwalificaties te kunnen instromen in de sector. Dat is een algemeen onderwijsprobleem, hoor ik u zeggen. Dat zevende jaar was een zijweg om dat toch nog te kunnen realiseren. Nu valt dat weg.
Naast mijn zorg voor de sector in het algemeen zit ik met een zorg voor die leerlingen die toch ook hun weg moeten zoeken op de arbeidsmarkt en die wellicht in onze sector zullen terechtkomen omdat het vaak zonen of dochters van landbouwers zijn. Als ze met onvoldoende kwalificaties aan een carrière in de landbouwsector beginnen, zal dat ook voor de sector een impact hebben. Omdat het een onderwijsproblematiek is, zal ik daar in eerste instantie met de minister van Onderwijs verder over in debat gaan, maar ik denk dat we ook vanuit het beleidsdomein Landbouw moeten nadenken over hoe we, zodra ze afgestudeerd zijn en in de sector instromen, er toch nog voldoende flankerend voor kunnen zorgen dat ze tijdens hun carrière die nodige competenties bijkomend kunnen verwerven. Ik dank u voor uw initiatieven daaromtrent.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Minister, ik wil even aansluiten bij wat collega Coel aangeeft. Het is inderdaad een algemene onderwijsbevoegdheid, maar wat de lesprogramma's betreft, neem ik aan dat ook uw kabinet of de sector wordt benaderd en betrokken om de lesplannen mee op te stellen. Ik denk dat er de nodige aandacht voor moet zijn dat we meegaan met de tijd, dat we de evolutie en de innovatie binnen de landbouwsector daar mee bij betrekken en dat de lesplannen mee met de sector worden opgesteld.
Bart Dochy (cd&v)
Het is natuurlijk een terechte bekommernis van collega Coel, vooral vanuit de arbeidsmarkt zelf. Ik ben voorzitter van een praktijkcentrum voor land- en tuinbouw dat naschoolse vormingen organiseert. Onder andere Fedagrim is daar heel nauw bij betrokken. Zij uiten hun bekommernis over technisch geschoolde mensen specifiek wat betreft de landbouwmachines. Je hebt verschillende wegen om de opleiding daartoe te krijgen. Je hebt inderdaad het zevende specialisatiejaar. Je hebt ook de graduaatsopleiding die nu ook van start is gegaan. Je hebt de bacheloropleiding. Het is toch een beetje duaal als je mensen die inderdaad een bso-traject gevolgd hebben en die zich eigenlijk willen klaarmaken om desgevallend naar een bacheloropleiding te gaan – want die hebben rechtstreeks toegang tot het graduaatsniveau denk ik –, dan laat specialiseren in een zevende jaar, maar anderzijds ook klaarstoomt voor een vervolgtraject in de meer technische ‘academische’ opleiding. Het is een beetje duaal. Als je pleit voor een zevende jaar, een zevende bso, dan zou dat in principe een afstudeerrichting moeten zijn om die mensen klaar te maken voor de arbeidsmarkt. Maar hier kies je dan eigenlijk voor enerzijds de arbeidsmarkt, heel gespecialiseerd, maar anderzijds ook om hen klaar te stomen om het niveau van bachelor te halen. Het is een overweging die moet worden gemaakt.
Er zijn een aantal mensen die een traject volgen vanuit bso, graduaat, dat nog maar net is opgestart, die dan eventueel doorstromen naar een bachelor. Daarnaast zijn er, zoals de minister terecht aangeeft, ook een aantal programma's vanuit de naschoolse vorming. Misschien moet dat ook worden versterkt om daar heel specifiek en in samenspraak met de sector, die behoefte heeft aan die technische profielen, de juiste opleiding te geven en hen heel mooi klaar te maken voor de arbeidsmarkt. VDAB heeft daar ook wel een taak in, denk ik. Ik pleit er toch voor om die zaken een beetje uit elkaar te houden. Het onderwijslandschap is complex geworden. De mensen moeten ook nog een juiste keuze kunnen maken.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Ik heb inderdaad spontaan mijn gevoel daarbij geuit. Ik deel die zorg. Als je op het terrein gaat, zijn er heel wat scholen die ook die zorg hebben dat die bso-leerlingen na het zesde hun diploma krijgen en dan het zevende niet meer doen. Dat is iets wat we moeten opvolgen, denk ik. De graduaten zijn inderdaad voor een stuk in de plaats gekomen van hbo5, die inkanteling daar. Maar wat de impact daarvan gaat zijn op het terrein, is iets dat zeker opvolging en evaluatie verdient wat mij betreft. De relatie tussen de sector en alle kennis en het onderwijs kan er wat mij betreft nooit voldoende zijn. Ik ben er altijd pleitbezorger van dat scholen als het ware elk muurtje rond de school afbreken om zoveel mogelijk in contact te staan met het veld. Ik heb wel vertrouwen in het landbouwonderwijs, dat zij voldoende betrokken zijn en dat zij bij de opmaak van de leerplannen, waarnaar u verwijst, dat doen met kennis van zaken en in functie van de noden op het terrein en in functie van de grote transitie die in de landbouwsector bezig is, waar de mechanisatie en de precisielandbouw heel belangrijke pijlers zijn.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Die dualiteit waar de voorzitter op wijst, is, denk ik, ook de reden waarom ze nu het traject gewijzigd hebben en ze nu een diploma na het zesde middelbaar geven en het zevende optioneel is en niet meer tot een hogere opleiding leidt. Dat is, denk ik, de ratio geweest om die hervorming te doen. Bon, die hervorming vindt nu plaats. Dat heeft dan een aantal effecten. Je hoort daar dan vanuit zowel het onderwijsveld als de sector wat reactie op. Ik denk dat we daar dus de vinger aan de pols moeten houden, zeker omdat we als Vlaanderen heel sterk inzetten op die innovatie, op die technologie, om een aantal problematieken die de sector kent, mee op te lossen. Dat zal dus alleen maar lukken met heel goed geschoolde mensen op het terrein die met al die innovatie en technologie ook weten om te gaan en ermee aan de slag kunnen. Ik heb zeker vertrouwen in ons landbouwonderwijslandschap, daar wordt momenteel sterk werk geleverd. Maar ik denk dat we dat moeten blijven opvolgen en via die naschoolse vorming mensen die op het terrein actief zijn, moeten helpen om mee te blijven en hun competenties omtrent innovatie en technologie te versterken.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.